Pretérito
indefinido, ook
wel genoemd de
Pretérito
perfecto simple.
-ar werkwoorden
Hablar (praten)
yo -é hablé Ik
praatte
tú -aste
hablaste jij
praatte
él, ella -ó
habló hij/zij
praatte
nosotros/as -amos
hablamos wij
praatten
vosotros/as -asteis
hablasteis
jullie praatten
ellos/ellas -aron
hablaron zij
praatten
-er & -ir
werkwoorden
Vivir (wonen)
yo -í viví Ik
woonde
tú -iste viviste
jij woonde
él, ella -ió
vivió hij/zij
woonde
nosotros/as -imos
vivimos wij
woonden
vosotros/as -isteis
vivisteis jullie
woonden
ellos/ellas -ieron
vivieron zij
woonden
Comer (eten)
yo -í comí Ik at
tú -iste comiste
jij at
él, ella -ió
comió hij/zij at
nosotros/as -imos
comimos wij aten
vosotros/as -isteis
comisteis jullie
aten
ellos/ellas -ieron
comieron zij
aten
De pretérito
indefinido wordt
gebruikt...
· Om iets te
beschrijven dat
ooit gebeurd is.
Cantó una
canción. (Hij
zong een liedje.)
Escribí la carta.
(Ik schreef een
brief.)
Ik werd vroeg
wakker vanmorgen.
(Me desperté
temprano esta
mañana)
· Om iets te
beschrijven dat
meer dan eens
gebeurde, maar
wel een
specifiek einde
had.
Fui a cuatro
restaurantes la
semana pasada. (Vorige
week ging ik
naar vier
restaurants.)
De niño, fui de
camping cada
verano. (Als
kind, ging ik
elke zomer
kamperen.)
Let op:
Bij werkwoorden
die eindigen op
-CAR, -GAR en
-ZAR treed een
spellingswijziging
op, omdat anders
de uitspraak
niet klopt.
Dit geld alleen
voor de
IK-VORM!!!
-CAR > -QUÉ
Aparcar> aparqué
- aparcaste -
aparcó -
aparcamos - etc.
-GAR > -GUÉ
Pagar> pagué -
pagaste - pagó -
pagamos - etc.
-ZAR > - CÉ
Empezar> empecé
- empezaste -
empezó -
empezamos - etc.
Uitzonderingen:
Deze groepen
werkwoorden
hebben dezelfde
uitgang:
Estar -estuve -e
Andar -anduv -iste
Tener -tuv -o
Poner -pus -imos
Venir -hic -isteis
Poder -pud -ieron
Querer -quis
Saber -sup
Ser / Ir fui -
fuiste - fue -
fuimos -
fuisteis -
fueron
Dar di - dieste
- dió - dimos -
disteis - dieron
Hay (men moet)
Gebruik van de
Pretérito
indefinido
Om het gebruik
van de Pretérito
indefinido (hablé-tijd)
te kunnen
begrijpen,
moeten we een
vergelijking
maken met de
voltooide tijd
(he hablado-tijd).
In het
Nederlands
gebruik je vaker
de voltooide
tijd (ik heb
gegeten, ik heb
geslapen) dan de
verleden tijd (ik
at, ik sliep).
In het Spaans is
het gebruik van
“he hablado” en
“hablé” aan heel
andere regels
gebonden dan het
Nederlands.
Nog belangrijk
voor de
pretérito
indefinido (hablé-tijd)
De pretérito
indefinido dient
om te vertellen,
om de
opeenvolgende
handelingen en
gebeurtenissen,
de hoofdlijn van
een verhaal aan
te geven.
Eerst gebeurde
dit, vervolgens
dat, daarna dat
en dat en
tenslotte dat en
dat,
Llegó a casa,
entró en la
cocina, abrió la
nevera y sacó
una cerveza.
Ayer me levanté
a las 7, me
duché, desayuné
una tostada y
salí al trabajo.
Mi marido nació
en 1944
El año pasado
viajamos a
Santiago en
julio.
¿Donde cenasteis
anoche? |